Tussen plan en praktijk

Eind vorig jaar bracht het SWV PO IJmond haar nieuwe ondersteuningsplan uit. Inclusiever en thuisnabij onderwijs lijkt een prijzenswaardig streven, maar hoe wordt dat ervaren in de praktijk? Directeur-bestuurder Peter Truijens ging in gesprek met twee leerkrachten. “Ik heb behoefte aan een overzicht waarin staat wat het samenwerkingsverband voor leraren kan betekenen.”

Ik heb behoefte aan een overzicht waarin staat wat het samenwerkingsverband voor leraren kan betekenen.

Leerkrachten aan het woord

Daan van der Rol,
leerkracht groep 4 van basisschool De Klipper in IJmuiden
Paul Oudendijk,
groepsleerkracht Heliomare Onderwijs (een combinatie van leerlingen van 9 tot en met 12 jaar)

Peter: “Hoe ervaren jullie als leraren de ondersteuning van het samenwerkingsverband?”

Daan: “Daar staat ‘een muurtje’ tussen in de persoon van een IB’er. Als die zijn of haar werk goed doet, ook in samenwerking met de consulent van het SWV, dan kunnen de lijnen kort zijn. Bij ons is dat gelukkig zo. Maar nu ik er over nadenk, blijft voor mij het samenwerkingsband een beetje een ‘black box’. Ik zou wel een soort routekaart willen hebben wanneer we welke hulp kunnen krijgen. Dan kunnen we mogelijk gerichtere signalen afgeven naar onze IB’er. Zij heeft het ontzettend druk.”

Paul: “Bij Heliomare zijn we zelfvoorzienend. Wij hebben alle specialismen in huis om ons speciaal onderwijs vorm te geven.”

Peter: “Hoe denk jij over passend onderwijs, Paul?”

Paul: “Dat is meteen de hamvraag. Als ik naar mijn leerlingen kijk, zie ik niet in hoe zij in een reguliere schoolomgeving kunnen gedijen. Sterker nog, ik zie kinderen hier opbloeien, omdat zij niet meer het gevoel hebben speciaal te zijn. Dat er meer kinderen zijn zoals zij, kan echt bevrijdend voor ze zijn.”

Daan: “Ik herken dat. Onze school staat midden in een oude volkswijk. Ik heb veel kinderen in mijn klas met gedrags- en ontwikkelingsproblemen. Voor sommige van hen zou het misschien beter zijn als ze een plekje vinden in het speciaal onderwijs. Mijn frustratie is dat die keuze vaak lang wordt uitgesteld. Ik begrijp het: het is een ingrijpende beslissing, ook voor ouders. En leerkrachten kunnen het – ten onrechte – ervaren als brevet van onvermogen. Maar het kan veel effectiever zijn om deze keuze vroeg te maken.”

Peter: “Daan, zou jij geholpen zijn met een hybride oplossing: kinderen die deels naar het SBO gaan en deels op hun eigen school onderwijs krijgen? Zo’n arrangement kan ontwikkeld worden vanuit het kernoverleg. Het past bij het ondersteuningsplan.”

Daan: “Dat vind ik een interessante gedachte. Daardoor blijft de school in de eigen omgeving het ankerpunt. Dat is belangrijk voor kinderen, ook voor hun socialisatie in de wijk. Tegelijk krijgen ze de speciale begeleiding die ze nodig hebben.”

Paul: “Ook hier geldt voor mij: het moet passen bij het kind. Ik heb veel leerlingen die kampen met stoornissen in het autisme spectrum. Die hebben continu speciale aandacht nodig.”

Peter: “Paul, hoe denk jij over de uitwisseling van kennis tussen leerkrachten uit het reguliere en SBO-onderwijs? Dat zou kunnen bijdragen aan meer inclusiviteit.”

Paul: “Voor zover ik weet gebeurt dat niet, maar het lijkt me zinvol. Ik heb vroeger op een gewone basisschool lesgegeven, ik ben benieuwd wat er veranderd is. Het speciaal onderwijs kan nog wat leren van het klassenmanagement. Dertig leerlingen in het gareel houden is iets anders dan een groepje van veertien. Omgekeerd weet ik weer veel over onderwijs op maat en kinderen laten voelen dat ze erbij horen, ook al zijn ze anders dan anderen.”

Peter: “Laatste vraag: hoe zouden jullie willen dat het onderwijs er over pakweg vijf jaar uit ziet?”

Paul: “In ieder geval dat er genuanceerd gekeken wordt naar passend onderwijs. Bedenk wat het beste is voor het kind.”

Daan: “Corona heeft mijn ogen geopend. Er is vorig jaar een periode geweest dat we live en online onderwijs afwisselden. Dat vond ik een fijne situatie. Je hebt minder kinderen in de klas en kunt ze meer persoonlijke aandacht geven. Natuurlijk mag het niet zo zijn dat je ouders met een probleem opzadelt. Je zou speciale opvang kunnen organiseren, waar kinderen hun schoolwerk doen en samen leuke ontwikkelingsactiviteiten ondernemen.”